Begrensdheid

Begrensde verzameling (boven) en onbegrensde verzameling (onder)

In de wiskunde is een object begrensd als het eindige afmetingen heeft.

Begrensde verzameling

In de meetkunde heet een deelverzameling V {\displaystyle V} van het vlak of de ruimte begrensd als er een bovengrens D R {\displaystyle D\in \mathbb {R} } bestaat voor alle onderlinge afstanden tussen punten van x , y V {\displaystyle x,y\in V} :

d ( x , y ) D {\displaystyle d(x,y)\leq D}

De verzameling van dergelijke getallen D {\displaystyle D} vormt een gesloten halve rechte, en het minimum van die rechte is de diameter van V {\displaystyle V} .

Bovenstaande definitie maakt geen gebruik van de bijzondere vorm van de afstandsfunctie van de Euclidische ruimte, en gaat dus ongewijzigd over op willekeurige (pseudo-)metrische ruimten.

Begrensde functie

Een reële functie f {\displaystyle f} heet begrensd als haar waardebereik (beeld) een begrensde deelverzameling van R {\displaystyle \mathbb {R} } is, t.t.z. als er getallen m < M {\displaystyle m<M} bestaan zodat x : m f ( x ) M {\displaystyle \forall x:m\leq f(x)\leq M} . De kleinst mogelijk bovengrens M {\displaystyle M} heet supremum van f {\displaystyle f} , de grootst mogelijke ondergrens m {\displaystyle m} is het infimum van f {\displaystyle f} .

Deze definitie van begrensdheid gaan ongewijzigd over op willekeurige afbeeldingen tussen een verzameling A {\displaystyle A} en een (pseudo)metrische ruimte X {\displaystyle X} .

Begrensde deelverzameling van een topologische vectorruimte

In een lokaal convexe topologische vectorruimte wordt de topologie voortgebracht door een scheidende familie seminormen. Elke seminorm brengt een pseudometriek d ( x , y ) = x y {\displaystyle d(x,y)=\|x-y\|} voort. In dergelijke ruimten zijn de volgende twee voorwaarden op een deelverzameling A {\displaystyle A} gelijkwaardig:

  • A {\displaystyle A} is begrensd in elk van de pseudometrische ruimten afzonderlijk;
  • Voor elke omgeving V {\displaystyle V} van de nulvector bestaat een schaalfactor α R + {\displaystyle \alpha \in \mathbb {R} ^{+}} zodat A α V {\displaystyle A\subset \alpha V} .

De tweede voorwaarde heeft nog zin in algemene topologische vectorruimten, en geldt daar als definitie van begrensdheid.

Begrensde lineaire operator

Een lineaire afbeelding T : V W {\displaystyle T:V\to W} tussen twee topologische vectorruimten V {\displaystyle V} en W {\displaystyle W} (operator) heet begrensd als ze begrensde delen van V {\displaystyle V} afbeeldt op begrensde delen van W {\displaystyle W} .

Als V {\displaystyle V} en W {\displaystyle W} Banachruimten zijn, dan is dit gelijkwaardig met de eis dat T {\displaystyle T} continu is. In het algemeen is elke continue lineaire operator begrensd, maar niet omgekeerd.

Essentieel begrensd

Als het domein van een functie de structuur van een maatruimte ( A , A , μ ) {\displaystyle (A,{\mathcal {A}},\mu )} draagt, zijn we geïnteresseerd in de vraag of de functie begrensd is "op een nulverzameling na". Men noemt een functie f : A C {\displaystyle f:A\to \mathbb {C} } essentieel begrensd als er een begrensde functie bestaat waaraan ze bijna overal gelijk is:

f = inf N A , μ ( N ) = 0 sup ω Ω N | f ( ω ) | < . {\displaystyle \|f\|_{\infty }=\inf _{N\in {\mathcal {A}},\mu (N)=0}\sup _{\omega \in \Omega \setminus N}|f(\omega )|<\infty .}

Bovenstaande uitdrukking heet het essentieel supremum van f {\displaystyle f} . Het is het supremum van de absolute waarde van f {\displaystyle f} op eventuele nulverzamelingen na. Equivalentieklassen van essentieel begrensde functies vormen de ruimte L {\displaystyle L^{\infty }} (zie Lp-ruimte).